AB 2019 211 Belanghebbende. Gevolgen van enige betekenis. Evenementenvergunning – AB 2019/ – Studeersnel

AB 2019/

Belanghebbende. Gevolgen van enige betekenis. Evenementenvergunning.

ABRvS 27-12-2018, ECLI:NL:RVS:2018:4279, m. H. Tolsma

Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Datum
27 december 2018
Magistraten
Mrs. A.W. Bijloos, A.B. Hent, J. van Eck
Zaaknummer
201707909/1/A
Noot
H. Tolsma
Folio weergave
Download gedrukte versie (PDF)
JCDI
JCDI:ADS46343:
Vakgebied(en)
Milieurecht / Geluid en trillingen
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2018:4279, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27‑12‑
Wetingang
Art. 1:2 lid 1 Awb

Essentie

Appellant, woonachtig op 7 km afstand van het evenement, ondervindt wel geluidhinder van enige betekenis en is
dus belanghebbende.

Samenvatting

Appellant A woont op een afstand van ongeveer 7 km van het festivalterrein. De andere personen namens wie appellant A
hoger beroep heeft ingesteld, zijn appellant B, appellant C en appellant D. Zij wonen allen op een afstand van ongeveer 1,
km van het festivalterrein.
Bij appellant A is in 2016 op de zaterdag van het festival rond tien uur in de avond een geluidsmeting uitgevoerd. Uit het
meetverslag blijkt dat toen een geluidsniveau is gemeten van 49 db(A) en 73,5 db(C) en hierbij de opmerking is genoteerd
‘muziek goed hoorbaar, dreun ook’.
Gelet op de hoogte van het geluidsniveau en de tijden waarop de muziek wordt afgespeeld, is naar het oordeel van de
Afdeling aannemelijk dat appellant A en anderen als gevolg van het festival gevolgen van enige betekenis ondervinden. Zij
kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van art. 1:2 Awb. De rechtbank heeft het door appellant A en
anderen ingestelde beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Partij(en)

Uitspraak op het hoger beroep van appellant A en anderen, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de
Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 augustus 2017 in 17/2246 en 17/2247 in het geding tussen:
Appellant A en anderen,
en
De burgemeester van Hilvarenbeek.

Uitspraak

Link: deeplinking.kluwer/?param=00D1B897&cpid=WKNL-LTR-Nav
Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19-01-2022. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op w

Pagina 1/

Procesverloop

Bij besluiten van 9 augustus 2017 heeft de burgemeester aan B2S B. een evenementenvergunning verleend voor het
organiseren van Decibel Outdoor.
Bij mondelinge uitspraak van 15 augustus 2017 heeft de rechtbank het door appellant A en anderen daartegen ingestelde
beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht (niet opgenomen; red. ).
Tegen deze uitspraak hebben appellant A en anderen hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en Beekse Bergen Exploitatie B. hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2018, waar appellant A en de burgemeester en het college
van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek, beide vertegenwoordigd door gemachtigden, zijn verschenen. Voorts
zijn ter zitting Beekse Bergen Exploitatie B., vertegenwoordigd door mr. M.G. Maas-Cooymans, advocaat te Rotterdam,
en B2S B., vertegenwoordigd door gemachtigde, bijgestaan door mr. M. Diepenhorst, advocaat te Amsterdam, als partij
gehoord.

Overwegingen

1.

Het festival Decibel Outdoor vindt jaarlijks in augustus plaats op het terrein van de Beekse Bergen en duurt van vrijdag tot
en met zondag. Hierbij worden in de buitenlucht door middel van geluidversterkende apparatuur hardcore en aanverwante
muziekstijlen gedraaid. De burgemeester heeft een evenementenvergunning verleend voor het organiseren en houden van
het festival Decibel Outdoor en voor het organiseren en houden van een weekendarrangement voor campinggasten, waarbij
het geluidsniveau niet meer mag bedragen dan 75 db(A) en 95 db(C) op de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige gevels in de
omgeving.

2.

Appellant A en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt
dat zij hinder van enige betekenis ondervinden en daardoor geen belanghebbenden zijn. Tijdens de editie in 2016 is een
geluidsonderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten in een meetverslag staan. Appellant A en anderen voeren aan dat
hieruit blijkt dat ter plaatse van de Stille Wille, waaraan appellant A woont, het geluid goed te horen is. Het geluid
veroorzaakt hinder van enige betekenis. De andere appellanten wonen dichter bij het festivalterrein en het geluidsniveau is
bij hen hoger, aldus appellant A en anderen.

2.

Artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

“Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.”

Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt:

“Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.”

2.

Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 15 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3126), geldt als
uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in
beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit
uitgangspunt. Als gevolgen van enige betekenis ontbreken, wordt geen belanghebbendheid aangenomen. Gevolgen van
enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-,
leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt
acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur,
geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge
samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

2.

Appellant A woont op een afstand van ongeveer 7 km van het festivalterrein. De andere personen namens wie appellant A
hoger beroep heeft ingesteld, zijn appellant B, appellant C en appellant D. Zij wonen allen op een afstand van ongeveer 1,
km van het festivalterrein.
Bij appellant A is in 2016 op de zaterdag van het festival rond tien uur in de avond een geluidsmeting uitgevoerd. Uit het
meetverslag blijkt dat toen een geluidsniveau is gemeten van 49 db(A) en 73,5 db(C) en hierbij de opmerking is genoteerd

Link: deeplinking.kluwer/?param=00D1B897&cpid=WKNL-LTR-Nav
Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19-01-2022. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op w

Pagina 2/

IV. veroordeelt de burgemeester van Hilvarenbeek tot vergoeding van bij appellant A en anderen in verband met de
behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 84 (zegge: vierentachtig
euro), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn
betalingsverplichting heeft voldaan;
V. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan appellant A en anderen het door hen betaalde griffierecht ten
bedrage van € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Noot

Auteur: H. Tolsma

1.

Deze uitspraak is interessant om te signaleren omdat de Afdeling iemand die op ongeveer 7 km afstand woont van een
festivalterrein aanmerkt als belanghebbende bij een evenementenvergunning.
Opvallend is de relatief grote afstand, zeker gelet op eerdere rechtspraak waarin appellanten die geluidshinder stelden te
ondervinden, en op 5 km en 3 km afstand woonden van het evenement in kwestie, juist niet aangemerkt werden als
belanghebbende. In die gevallen was er geen ‘hinder van enige betekenis’ (ABRvS 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737,
AB 2016/256, m. Tolsma; ABRvS 22 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3812, AB 2015/32, m. Tolsma). Bij het
beoordelen van de kring van belanghebbenden van een evenementenvergunning draait het natuurlijk niet enkel om afstand,
maar ook om de geluidsbelasting uitgedrukt in decibellen. Bovendien zijn eveneens andere potentiële gevolgen van de
activiteit waarvoor toestemming wordt gegeven relevant, evenals de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke
gevolgen. Zie de standaardoverweging in r. 2, bekend uit de uitspraak Mestbassin Mechelen (ABRvS 23 augustus 2017,
ECLI:NL:RVS:2017:2271, AB 2017/348, m. Tolsma) waarin de Afdeling uitleg gaf over de invulling van het criterium
‘gevolgen van enige betekenis’.
Decibellen zijn er bij het jaarlijkse festival ‘Decibel Outdoor’ genoeg. Appellant beschikt over een geluidmeting uit 2016 waar
een geluidsniveau is gemeten tussen 49 db(A) en 73, 5 db(C) met de opmerking ‘muziek goed hoorbaar, dreun ook’ (kunt u
zich daar nu niets bij voorstellen, zoek dan eens op internet op ‘hoe hard klinkt een decibel’). Naast de decibellen acht de
Afdeling de tijden waarop de muziek wordt afgespeeld relevant. Volgens Arents is dat waarschijnlijk de voornaamste reden
waarom de Afdeling hier gevolgen van enige betekenis aannemelijk acht. Voor festivals met een eindtijd van 23:00 uur zou
de uitkomst wellicht anders zijn (zie zijn annotatie in JM 2019/21).

2.

De uitspraak illustreert dat het vaststellen van de kring van belanghebbenden bij besluiten over activiteiten op het terrein
van de fysieke leefomgeving zeer afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Dat is natuurlijk niet nieuw. Maar met
de correctie ‘gevolgen van enige betekenis’, die sinds 2016 wordt toegepast in de jurisprudentie, lijkt er nog meer nadruk te
worden gelegd op deze casuïstische benadering. De gedachte achter de correctie is: iemand die feitelijke gevolgen
ondervindt is niet zonder meer belanghebbende, ‘het moet wel ergens over gaan’ (zie in klare taal Rb. Oost-Brabant 04 juli
2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:3234, r. 4). Daar valt weinig tegen in te brengen. Toch ben ik geen fan van die correctie. Het
normatieve en elastische begrip biedt partijen, bestuursorganen en bestuursrechters veel interpretatieruimte. Niet alleen het
criterium zelf leidt daarom tot rechtsonzekerheid over toegang tot de bestuursrechter, maar ook kwesties rond bewijs. Wie
moet bewijs leveren over feitelijke gevolgen? Is het bewijs overtuigend? Het risico is dat meer dan voorheen in één
procedure door het bestuursorgaan, de rechtbank en/of de Afdeling wisselend wordt geoordeeld over de ontvankelijkheid.
Zo ook in de hier gepubliceerde uitspraak waarin de rechtbank in eerste aanleg oordeelde dat appellant niet aangemerkt
kon worden als belanghebbende.
Vanwege het subjectieve element bij de beoordeling van gevolgen van enige betekenis, is lang niet altijd zonneklaar dat een
ander oordeel over de belanghebbendheid onjuist is. Zo heb ik bijvoorbeeld heel lang zitten turen naar ABRvS 7 november
2018, ECLI:NL:RVS:2018:3614: over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om een
aan Watersportvereniging Aegir verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van vlaggenmasten en het gebruiken
van handelsreclame in te trekken. Ambtshalve gaat de Afdeling na of er wel sprake is van een beschikking en in dat
verband is relevant of het een verzoek van een belanghebbende betreft om een besluit te nemen (art. 1:3 Awb). Het gaat
om twintig vlaggenmasten (een vlaggenrij van 200 meter lang en 6 meter hoog) aan de rand van de Bergse Voorplas. De
afstand van de percelen van een aantal appellanten tot aan de vlaggenrij bedraagt tussen de 130 m en 260 m. De Afdeling
oordeelt dat de appellanten vanwege zicht feitelijke gevolgen ondervinden, maar dermate gering dat een persoonlijk belang
bij het besluit ontbreekt:

“Hierbij betrekt de Afdeling de aard van de bebouwing, een vlaggenrij, en de omstandigheid dat het zicht op de Bergse
Voorplas niet is verstoord, omdat de vlaggenrij zich aan de overzijde van deze plas bevindt en er alleen schuin zicht op is.

Link: deeplinking.kluwer/?param=00D1B897&cpid=WKNL-LTR-Nav
Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19-01-2022. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op w

Pagina 4/

De omstandigheid dat de bewoners van de Prins Bernhardkade, naar gesteld, de vlaggen kunnen horen wapperen als zij
buiten hun woning staan, is, wat daar ook van zij, onvoldoende om hen als belanghebbenden aan te merken.” “Het college
heeft appellant A en anderen ten onrechte in hun bezwaar ontvangen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.”

Ik betwijfel of het college van burgemeester en wethouders en de rechtbank het overduidelijk bij het verkeerde eind hadden
bij de beoordeling van de belanghebbendheid. Zo klaar als een klontje, lijkt dat mij in ieder geval niet …
Met het oog op het zoveel mogelijk voorkomen van knipperlicht-oordelen over de ontvankelijkheid, blijft mijn boodschap:
soepel zijn aan de poort en slechts in evidente gevallen de correctie toepassen (zie uitgebreid mijn bijdrage
‘Belanghebbende: de jurisprudentie’, in: Barkhuysen e., 25 jaar Awb. In eenheid en verscheidenheid , Deventer: Wolters
Kluwer 2019, hoofdstuk 12).

3.

Misschien ben ik te pessimistisch, en heeft het eenvoudigweg tijd nodig voordat er in de jurisprudentie nieuwe lijnen zijn te
ontwaren die voor de afbakening van de kring van belanghebbenden bij besluiten met effecten voor velen houvast bieden.
Bekend is de rekenformule die gehanteerd wordt voor windturbines waarbij er vanuit wordt gegaan dat binnen een afstand
van tien keer de tiphoogte gevolgen van enige betekenis zullen worden ondervonden (ABRvS 21 februari 2018,
ECLI:NL:RVS:2018:616, AB 2018/346, m. Sietses en Tolsma). De toepassing daarvan blijkt ook afhankelijk van het
geval. Zie bijvoorbeeld ABRvS 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:682, waarin de Afdeling oordeelt dat niet de afstand tot de
woning bepalend is (gelegen net buiten de afstand van tien keer de tiphoogte) maar tot het perceel.

4.

Voor de praktijk is het dus zaak om de jurisprudentie goed in de gaten te houden. Opvallend is bijvoorbeeld een uitspraak
van de Rechtbank Gelderland over een kapvergunning voor 62 Italiaanse populieren. Iemand woonachtig op 200 meter
afstand, zonder zicht, wijst op de filterende werking (fijnstof) van de bomenrij. Een brochure ‘Bomen, een verademing voor
de stad’ en een samenvattende rapportage ‘Effecten van groenelementen op de luchtkwaliteit’ zijn naar het oordeel van de
rechter voldoende onderbouwing: eiser ondervindt gevolgen van enige betekenis als de bomen worden gekapt (Rb.
Gelderland 10 augustus 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3521). Nieuw hieraan is dat milieugevolgen meegenomen worden bij
het vaststellen van de kring van belanghebbenden bij kapvergunningen. Voorheen waren voor de activiteit kappen afstand
en zicht bepalend (o. ABRvS 6 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ0758). Ik ben benieuwd hoe de Afdeling hierover zou
oordelen…

Link: deeplinking.kluwer/?param=00D1B897&cpid=WKNL-LTR-Nav
Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19-01-2022. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op w

Pagina 5/

Alternate Text Gọi ngay